Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD0482

Datum uitspraak2008-04-17
Datum gepubliceerd2008-04-24
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers07/3167 ALGEM
Statusgepubliceerd


Indicatie

Gronden van het bezwaar zijn niet ingediend.


Uitspraak

07/3167 ALGEM Centrale Raad van Beroep Enkelvoudige kamer U I T S P R A A K op het hoger beroep van: [appellant] (hierna: appellant), tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 18 april 2007, 06/2418 (hierna: aangevallen uitspraak), in het geding tussen: appellant en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, (hierna: Uwv). Datum uitspraak: 17 april 2008. I. PROCESVERLOOP Namens appellant heeft mr. F.J. Soriano, advocaat te Amsterdam, hoger beroep ingesteld. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend. Het geding is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van de Raad gehouden op 27 maart 2008. Beide partijen zijn met voorafgaand bericht niet ter zitting verschenen. II. OVERWEGINGEN Namens appellant is op 18 augustus 2005 bezwaar aangetekend tegen de besluiten van 4 juli en 1 augustus 2005, die volgden op een door de SIOD gehouden onderzoek bij de onderneming van appellant, waarbij aan hem correctienota’s zijn opgelegd over de premiejaren 2000 tot en met 2004. Het bezwaarschrift bevatte geen gronden van het bezwaar. Op 20 september 2005 is appellant in de gelegenheid gesteld om dit verzuim binnen vier weken te herstellen. Na telefonisch contact tussen het Uwv en de gemachtigde van appellant is er op 11 november 2005 opnieuw een hersteltermijn van vier weken gegeven om de gronden van het bezwaar in te dienen. Daarbij is appellant erop gewezen dat indien hij niet reageert het bezwaar niet ontvankelijk kan worden verklaard. Bij besluit van 21 december 2005 is het bezwaar van appellant tegen de besluiten van 4 juli en 1 augustus 2005 niet ontvankelijk verklaard wegens het ontbreken van gronden. De rechtbank verenigt zich met de beslissing van het Uwv en stelt vast dat er zelfs geen sprake is van een summiere motivering van het bezwaar aangezien er slechts is gesteld dat er bezwaar wordt gemaakt. Hierdoor ontbreekt een concrete bezwaargrond in het bezwaarschrift. Ook is er voldoende ruimte voor herstel van het gebrek aan gronden gegeven, waardoor het Uwv in redelijkheid van haar bevoegdheid gebruik had mogen maken om het bezwaar niet ontvankelijk te verklaren. De rechtbank verklaart het beroep van appellant ongegrond. De Raad onderschrijft dit oordeel van de rechtbank en overweegt dat hetgeen appellant hieromtrent in hoger beroep heeft aangevoerd in essentie een herhaling is van hetgeen in eerste aanleg naar voren is gebracht en door de rechtbank terecht gemotiveerd is verworpen. De in hoger beroep aangevoerde grief dat het indienen van de gronden van het bezwaar niet mogelijk was door het niet beschikken over het strafdossier van appellant slaagt naar het oordeel van de Raad niet. Uit het looncontrole rapport blijkt immers waar de correcties betrekking op hebben en indien de gemachtigde van appellant zonder het strafdossier niet genoegzaam in staat was gronden te formuleren had het op zijn weg gelegen om gemotiveerd binnen de gegeven hersteltermijn uitstel te vragen voor het indienen van nadere gronden van bezwaar. Het hoger beroep slaagt dan ook niet en de aangevallen uitspraak komt voor bevestiging in aanmerking. De Raad ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep; Recht doende: Bevestigt de aangevallen uitspraak. Deze uitspraak is gedaan door B.J. van der Net. De beslissing is, in tegenwoordigheid van A. Badermann als griffier, uitgesproken in het openbaar op 17 april 2008. (get.) B.J. van der Net. (get.) A. Badermann. RB1404